10 december 1992: Verklaring van Pramoedya Ananta Toer

Tussen oktober 1965 en december 1979 (14 jaar en twee maanden) zijn mij, Pramoedya Ananta Toer, en talrijke lotgenoten, door de regeerders van de Republiek Indonesië ontstolen: persoonlijke vrijheid; werk en middelen van bestaan, voor mijzelf en mijn familie; het recht mij mondeling of schriftelijk te verdedigen tegen valse beschuldigingen; het recht op een eerlijk en onpartijdig proces; mijn land, mijn huis met alle toebehoren; en de beste, produktiefste en kreatiefste perioden van mijn leven. Toen ik daarna, in december 1979, werd 'vrijgelaten' omdat er 'volgens de wet geen bewijs was van mijn betrokkenheid bij G30S/PKI', moest ik me tot december 1992 (13 jaar) melden bij de militaire autoriteiten. En dit zonder dat er ooit een rechter aan te pas is gekomen. Verder heb ik, evenals vele anderen, geleden onder: beperkingen bij de uitoefening van mijn beroep, een verbod op al mijn boeken; beperkingen op mijn vrijheid van meningsuiting; beperkingen van mijn recht op vergadering; beperkingen op mijn recht te stemmen en me kandidaat te stellen; beperkingen op mijn recht te reizen zowel naar het buitenland als in mijn eigen land; diskriminatie in de vorm van een speciale kode op mijn identiteitskaart die mij onderscheidt van andere burgers. Daarom voel ik mij geroepen het volgende duidelijk te maken.

Diefstal van onze mensenrechten, zonder een eerlijk en onpartijdig proces, staat gelijk aan ons dood te verklaren, ons te marginaliseren als paria's, of preciezer gezegd, het is hetzelfde als ons te behandelen als vee. Multatuli heeft uitgelegd dat het de plicht is zich menselijk te gedragen. Het moge dan ook duidelijk zijn dat al diegenen die de rechten van anderen roven en diegenen die worden beroofd, hun menselijkheid hebben verloren. 27 jaar is voor de heersers van de Republiek Indonesië of welke staat dan ook, meer dan genoeg om mensen die van hun rechten zijn beroofd in ere te herstellen, of het daarbij nu om morele of materiële rechten gaat. En voor degenen die werden beroofd, zijn 27 jaar veel te lang om hun rechten enkel door hun kracht en hun doorzettingsvermogen te verdedigen.

Het is niet meer van deze tijd te denken dat een sterk land kan worden opgebouwd door de koelbloedige minachting voor en diefstal van de rechten van zijn eigen bevolking met behulp van een op geweld gebaseerd systeem en staatsapparaat. Een land is sterk als zijn burgers sterk zijn en geen angst kennen. Want als het wordt bedreigd dan is het het volk dat het gevaar het hoofd moet bieden. Het is gedateerde onzin te blijven proberen de wereldopinie ervan te overtuigen dat de mensenrechten in Indonesië worden gerespekteerd 'in overeenstemming met de bijzondere trekken van de nationale kultuur'. Al die praatjes zijn slechts een vorm van politieke manipulatie om de schending van de rechten van de burgers te legitimeren - schendingen die onder meer plaatsvinden om de macht van de heersers te beschermen. Op dit ogenblik vragen wij van de regeerders van alle landen dat zij de onwaardige mentaliteit laten varen die hen ertoe brengt geweld te gebruiken tegen demonstranten en arbeiders die staken, tegen mensen die per slot van rekening niet anders willen dan het voeren van een dialoog over de sociaal-ekonomische deprivatie waaronder zij lijden.

De geschiedenis leert ons dat degenen die tijdens de koloniale periode voor de nationale onafhankelijkheid vochten de mensen hebben geleerd moedig te zijn, niet alleen in diskussies en debatten over het kolonialisme en het imperialisme, maar ook in de daadwerkelijke strijd daartegen. Die moed bereikte zijn hoogtepunt in de periode van de revolutie. Nu wij een onafhankelijke natie zijn, is het dan ook onverdraaglijk dat de mensen met bajonetten en een pak slaag wordt geleerd opnieuw bang te zijn hun gevoelens en meningen te uiten. En we willen er nadrukkelijk op wijzen dat alle vormen van geweld op Oost-Timor moeten worden gestaakt, waarbij we eraan herinneren dat de Republiek Indonesië, bij monde van haar eerste president in diens toespraak 'To build the world anew' tot de Algemene Vergadering van de VN, al had gesteld dat Indonesië geen territoriale ambities heeft.

De tijd waarin de schending van de fundamentele mensenrechten waar dan ook ter wereld kan blijven voortduren, is voorbij. Niemand mag meer onder die diefstal lijden. Iedereen zou moeten beseffen dat juist die rechten de bekroning vormen van ieder individueel leven. Dat is de reden waarom de wet noodzakelijk is (en de staat Indonesië was ooit een staat waarin wet en recht heersten), zodat we botsingen tussen individuen die van hun rechten gebruikmaken, kunnen voorkomen.


[terug]