------------------ Forwarded from : ino ter Haar<ino@dds.nl> ------------------
PRAMOEDYA ANANTA TOER: Lied van een stomme, gevangene op
Buru.
(vertaald uit het Indonesisch door A. van der Helm)
Naam: Pramoedya Ananta Toer
Nationaliteit: Indonesier
Politiek gevangene no. : 641
Geboorteplaats en -datum: Blora, 6 februari 1926
Beroep: schrijver
Periode van gevangenschap: 14 jaar ('65 - '79)
Beschuldiging: onduidelijk
Berechting: nooit plaatsgevonden
Salemba gevangenis: 13 oktober '65 - juli '69
Nusa Kambangan: juli '69 - 16 augustus '69
Buru: augustus '69 - 12 november '79
Magelang/Banyumanik: november - december '79
"Vrij": 21 december '79
Meldingsplicht aan het militair districtscommando: eenmaal per week (ongeveer twee jaar lang). Eenmaal per maand tot 1988(?)
Overpeinzingen op zee
.
Deze brief zal ik nooit kunnen versturen. Hij zal je nooit in handen komen.
Maar kijk, toch schrijf ik hem - aan jou, die als bruidje zulke gelukkige
dagen doormaakt.
Nooit zal ik de dag vergeten dat jij naar mij toe kwam samen met je aanstaande echtgenoot en een of andere islamitische ambtenaar, die zo'n haast
dat het wel leek of hij bang was de trein te missen.
Je weet wel dat ik er moeilijk bezwaar tegen kon hebben dat je wilde gaan
trouwen. Maar ik reken erop dat je ook nooit zult vergeten wat ik je aanstaande echtgenoot op het hart heb gedrukt, toen jullie voor je huwelijk
tegenover mij zaten: dit is mijn oudste dochter, mijn eerste kind, ik
houd veel van haar. Haar grootmoeder hoopte altijd dat zij dokter zou
worden, het blijkt nu dat zij ervoor gekozen heeft jouw vrouw te worden.
Dus, als jullie straks getrouwd zijn, leg haar dan geen strobreed in de
weg als zij haar studie zou willen voortzetten en verbied het haar niet.
Ten tweede zal ik nooit toestaan dat je haar slaat of ongelukkig maakt.
Ten derde: je komt mij nu heel fatsoenlijk om haar hand vragen, en als om
een of andere reden mocht blijken dat je niet meer van haar houdt, breng
haar dan net zo fatsoenlijk bij mij terug.
En sindsdien zijn jullie mij nooit meer komen opzoeken. Neem mij niet kwalijk, ik kan mij de dag en de maand niet meer herinneren. Zelfs de naam
van je man ben ik helemaal vergeten, evenals zijn opleiding en beroep. Ik
laat het daarom helemaal aan jou over, jij hebt je keus gemaakt en je eigen
verantwoordelijkheid op je genomen.
Het was in elk geval '69 toen ik je de Salemba gevangenis uit zag lopen;
het afscheid waarna je huwelijksleven een aanvang kon nemen. Een paar
keer keek je nog achterom voordat de reusachtige deuren achter je dichtvielen; de man die na de huwelijksvoltrekking je echtgenoot zou worden
had nog een paar keer eerbiedig gebogen. Maar toen ze weer op slot zaten
was het uit met de poespas. Jij ging je wittebroodsweken in. Ook ik ging
op weg. Naar mijn verbanningsoord.
Wat moet je ervan denken? Is het een zegen of juist een vloek, dat een
mens zich niet kan ontworstelen aan de tijd met zijn drie dimensies: verleden, heden en toekomst?
In de Bukitdari gevangenis heb ik destijds eens een liedje geleerd dat
begon met de regel 'There is a happy land somewhere - een universeel
symbool voor de toekomst. Met de hoop als leidsman, je zweet als symbool
van eigen inspanning, het heden als uitgangspunt en het verleden als
leeftocht, ga je op weg naar dat happy land somewhere. Je weet niet precies. Daarom gaat het ook verder met 'And it is a prayer away....'
Wat kunnen die liedjes soms mooi zijn, als je hoofd er naar staat en
niet allerlei onbenulligheden je op je zenuwen werken. Somewhere, kindje
van me. En where to? Land van het geluk, waar lig je eigenlijk? We worden
opgevoed in het geloof dat het land van bestemming inderdaad het geluk
is. En een geloof dat je zo makkelijk hebt opgedaan, raak je met
evenveel gemak weer kwijt.
Zestien augustus 1969. Jij brengt je wittebroodsweken door in een happy
land dat je nu wel duidelijk genoeg voor ogen zal staan. Ik ga op weg
naar een happy land somewhere: ze zeggen dat het Buru moet zijn, in de
Molukken; een eiland groter dan Bali. En als er tenminste niets tussenkomt, vertrekken we morgen al: 17 augustus, de dag van de Indonesische
onafhankelijkheid. Met ruim 800 man op de ADRI XV vormen we dan een passend verjaarsgeschenk voor de Republiek Indonesia.
Om op het schip van 3500 ton toe te komen moeten we naar de Sodong haven op Nusa Kambangan, tegenover de haven van Cilacap, Wijayapura, aan de
zuidkust van Java.
Ik zal mijn ogen de kost geven en ook mijn geestesoog voor niets of
niemand sluiten. Samen met ons zal de boot de toekomst vervoeren, in onze
dromen en ons geloof. Buru is niet het happy somewhere; het is maar een
tussenstation. Ook daarin moet je kunnen geloven.
De stoomfluit klinkt, langzaam maar zeker laat het schip Sodong en Wijayapura achter zich. Het groen van de wouden en het gebergte van Kambangan lijken zich in beweging te zetten. Steeds verder onttrekken de
witte stranden zich aan onze smachtende blikken. Als je naar het zuiden
kijkt strekt zich tot aan de horizon het grenzeloze blauw uit van de Indische Oceaan. Naar het noorden zijn slechts de zo steile oevers van Java's zuidkust te zien. Luister maar niet naar het gehijg en gepuf uit de
machinekamer van de krakkemikkige schuit.
----------------------------- End forwarded message --------------------------