Indonesische zeeman

Ik liet de tamarinde,
de palmboom en de hinde
voor 't zwoegen in de lijven
der stalen scheepsverblijven;
ik hakte kolen, stookte,
de schoorsteenzuilen smookten,
de vloten kruisten onder
de dreun van eigen donder,
zij voerden in hun flanken
de legermacht der blanken:
men ging een vijand rechten
die anderen wilde knechten -
ik stookte 't vuur met blijheid,
't was voor ons aller vrijheid.

* Ik hielp de legers landen
aan witte Moorse stranden,
ik stookte voor de' armeeën
op oude wereldzeeën;
'k was op die dag der dagen,
toen men de sprong ging wagen:
de Westwall en zijn forten
zag ik tot bressen storten,
den grauwen vijand wijken
tot in zijn eigen rijk, en
door slag op slag gebroken;
en nogmaals moest ik stoken
om 't voedselschip te zenden
tot heul voor uw ellenden,
toen ziekte en honger restten
in uw vertrapte Westen;
ik deed mijn werk met blijheid:
ik stookte voor mijn vrijheid.

* Sinds wacht ik, opgesloten
met honderden genoten.
Uw feesten hoorde' ik tieren.
Wij hadden niets te vieren.
Wij wachten, dagen, nachten.
Ons land ligt zelf te wachten,
totdat gij 't woord zult spreken.
Gij zwijgt. Geen wenk. Geen teken.
Gij loopt door vrije steden;
op ons drukt het verleden.
Ik zit. Ik wacht. Ik buk.
Vervlogen is mijn blijheid:
ik stookte voor uw vrijheid,
ik zelf behield het juk!


Theun de Vries